vertalersperikelen


Het vak van boekvertaler is fantastisch als je houdt van spelen met taal, puzzelen met woorden, schrijven... en schrappen ;-). Als je solistisch monnikenwerk niet schuwt en meer hecht aan iets moois creëren dan aan de monnie. Het is vaak hollen, en ook weleens stilstaan. 
Een vak waarin jsteeds weer op avontuur mag met een nieuwe held (of antiheld), én met een nieuwe auteur in zee.
Vertalen is ook 'dienaar' zijn: je staat in dienst van het origineel en van de schepper ervan.

tools voor het vertalersvak

Naast gevoel voor taal zijn handige eigenschappen: lef, doorzettingsvermogen, een gezonde dosis eigenwijsheid naast flexibiliteit, want je hebt naar velerlei 'pijpen te dansen'. Allereerst natuurlijk die van je auteur(s) en zijn personages; dan je Nederlandse of Vlaamse uitgever. Oké, dat is nog wel te overzien.
Maar wanneer eindelijk die laatste punt gezet is en de vertaling opgeleverd – een lichte dan wel zware bevalling – hou je je hart pas echt vast. Want dan gaat de redactie erop los. Dat vergt enerzijds openstaan voor gesleutel aan 'je kindje', voor allerlei correcties en suggesties, en anderzijds – waar nodig – ook op je strepen staan, opkomen voor keuzes die je zo weloverwogen gemaakt hebt. Geduld vraagt het sowieso. 
Wat bij het vak van vertaler per definitie ook hoort: wikken en wegen. Dat is extra uitdagend als je van nature twijfelaar bent, zoals ondergetekende, want je ontkomt er niet aan: je moet voortdurend keuzes maken. Ga d'r maar aan staan!
Boeken vertalen kan trouwens ook aardig verslavend zijn, je blijft met je 'zieltjes' bezig.
Mooi meegenomen: het houdt je hersens elastisch! En je hoeft pas met het vak te stoppen als de 'flex' eruit is...

 mijn favoriete zomerwerkstek

een greep uit de vertaalde-boekenkast

Mijn eigen ‘doorbraak’ kwam met de vertaling van Mikael Engströms Tobbe (2004), een waanzinnig mooi tragikomisch jeugdboek, uitgegeven door Van Goor, destijds onder de bezielende redactie van Harminke Medendorp, later Marieke Woortman en Susanne Diependaal (still going strong). Voor die uitgever heb ik sindsdien diverse mooie kinder- en jeugdboeken vertaald, zoals nog twee Engström-parels, het novellen-elftal De vriend van de vriendin van de moeder van Maja van de Zweedse Katarina Kieri (2009), en recenter Paard, paard, tijger, tijger­ – het debuut van de Deense Mette Eike Neerlin (2017).
Ook Nicole Harmsen, groot fan van Noorse kinder- en jeugdboeken, redacteur bij Lannoo, speelde me in het eerste decennium van deze eeuw prachtige Noorse projecten toe, zoals Hannu, Hannu van Geir Gulliksen (2006); de Olle en Lena-boeken (2007 resp. 2018) van Maria Parr – destijds zelfs ‘de Noorse Astrid Lindgren’ genoemd! Een topvangst, even fantastisch als uitdagend om te doen, uit het Nynorsk. En een speels Zweeds stel: Kaneel en Konijn van Ulf Stark en Charlotte Ramel, prentenboek op rijm (2006).
Recente vertalingen zijn o.a. Comedy Queen van de Zweedse Jenny Jägerfeld (Ploegsma, 2019), Wachten op de wind van de Zweed Oskar Kroon (Lannoo, 2020), Het meidenlijfboek van het Noorse doktersduo Nina Brochmann & Ellen Støkken Dahl (illustraties Iris Boter, Luitingh-Sijthoff, 2021) en Ey, luister es! van de Noor Gulraiz Sharif (L.S, 2022). En de bizarre boekjes van komisch meneertje Sundin uit Zweden: Het boek dat niet gelezen wil worden (Van Goor, 2021) en andere nonsense-boekjes.